|
|
|
Waarover gaat mijn werk
Schoonheid. In mijn werk wil ik visueel gestalte geven aan mijn idee van schoonheid. Dit is heel persoonlijk en niet iets waarvan ik van te voren weet hoe dat eruit zal zien, maar dat al schilderend in ieder doek opnieuw bepaald moet worden en alleen gevonden kan worden als ik heel trouw en eerlijk blijf luisteren naar mijn gevoel hieromtrent.
Geometrisch Abstract. Mijn doeken zijn opgebouwd uit platte kleurvlakken. Puur vanuit de kleur werk ik en niet geleid door iets concreets visueel waarneembaars om mij heen. In de beginfase van het werk begin ik willekeurig te werken, zet wat kleurvlakken op het doek en werk ook snel. Vanuit datgene wat dan zichtbaar is op het doek ga ik verder, kijkend, eigenlijk is het meer voelend, met mijn oog, ik verander een vlak, een kleur, zet het doek weer weg, ga maanden later of een jaar later weer verder. Tijd speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van mijn werk: de kijktijd. Ik moet het wegzetten, weer kijken, weg zetten, weer kijken.
Innerlijke zielsinhoud. Langzaamaan begint het op het doek zichtbare te resoneren met mijn innerlijk, en ga ik ook geleidelijk zien welke inhoud het doek heeft en werk ik ernaar toe om die inhoud te versterken. Dan ga ik voorzichtig en zorgvuldig te werk.
Kleurfascinatie. Kleuren boeien me eindeloos. Als ik naar iets kijk is het moeilijk ervan los te komen doordat de kleur me meeneemt. Er zijn twee manieren om met kleur te werken. Van buiten af ( dus dat je al van te voren weet welke kleur je ergens gaat opbrengen, daar oranje, daar blauw en dat je al precies weet van te voren wat voor soort blauw) en van binnen uit. Ik werk van binnen uit. Dit laatste ontstaat door heel goed luisteren (met je oog) en de kleur door de omgevingskleuren te laten bloeien, te laten ontstaan. Voor mij is het het mooiste als een kleur op het doek anders lijkt dan op het palet. Dat vermogen van kleuren om te veranderen door de relatie met andere kleuren, die eindeloze metamorfose, daar kan ik geen genoeg van krijgen. Eindeloze nieuwsgierigheid: wat gebeurt er als ik die kleur een fractie lichter maak of verzadigder?
Stilte. Rust. Ik werk zó lang aan een doek tot er een punt komt waarop ik volkomen tevreden ben. Dan is het doek af. Dan straalt het werk stilte en rust uit. Dat doen al mijn werken. Die stilte is dan ontstaan door binding van vlakken qua licht/donker en qua kleur.
Eenheid. Het maakt niet uit wat ik schilder, maar het schilderij moet een eigen wereld worden, een organische eenheid. Er moet een ritmische stroom gaan door het werk. Wordt dit geblokkeerd of trekt iets teveel je aandacht, dan is het werk niet klaar. Dan moet je een keuze maken voor het één en het andere hieraan aanpassen. Dat doe ik wel, en ook zonder verdriet, want mijn hoogste doel is toch kracht en éénheid in het doek. Dit bereik je met behulp van zorgvuldig op elkaar afgestemde details, maar die details mogen nooit voorrang krijgen boven het geheel. Ik zoek in het schilderen hiernaar: dat je in één keer alles kan overzien (het schilderij), door één blik gevangen wordt, zo eenvoudig en helder moet het zijn, en daarna met je oog kunt springen door het doek, zonder dat die eenheid verloren raakt.
Verbondenheid. Het is een samenbrengen van losse onderdelen tot eenheid. Een verbinding leggen. Ik zoek ook tederheid. Warmte, de trilling die alles verbindt. Het subtiele, de tinteling.
Ruimte. Het naar voren komen van bepaalde vlakken en het wijken van andere, en dit in een ritmische verhouding, daar houd ik me erg mee bezig. Mijn oog springt dus niet alleen naar links en rechts of omhoog en omlaag (tweedimensionaal) op het oppervlakte van het doek, maar juist vooral ook naar voren en naar achteren, heen en weer, dus driedimensionaal, alsof ik het doek inga, of er even voor blijf hangen met mijn oog. Deze ruimtelijkheid ontstaat in mijn werk niet door perspectivische lijnen, of door het gebruik van schaduw, maar door de kleurverzadiging, en het licht/donker. Het is eigenlijk zo als in het coulissenlandschap. Deze ruimtelijkheid is soms maar klein, maar ze is altijd in mijn werk aanwezig. Je oog voelt dat de vlakken niet op de zelfde plek in de ruimte staan, maar soms blijft het heel moeilijk te bepalen of het ene vlak nu dichter bij je oog ligt, of het andere vlak.
Meditatief. Onbewust wil je oog de juiste plaats van de vlakken inschatten, maar daar heb je even tijd voor nodig. Ook zijn de kleuren in mijn werk niet allemaal direct goed te zien, hoewel vergeleken met mijn donkere werken, het nu heel erg duidelijk lijkt, de kleurcontrasten en licht/donker kontrasten groter zijn, toch zijn ook nu sommige kleuren bijna illusionair, ze ontstaan voor je oog, als je kijkt en ze verdwijnen weer, zodra je je blik afwendt. Het zijn subtiele kleurnuances die niet direct opvallen, maar wel voor een bepaalde zindering zorgen. Doordat je al kijkende meer gaat zien, ontstaat er een grotere aandacht en geboeid raken, want langer kijken wordt beloond met meer zien. Voor de beschouwer komt het dus al kijkend tot stand, je ondergaat het doek, zoals je naar muziek luistert, je wordt meegetrokken in een sfeer, het denken gebruik je er niet bij, waardoor je inkeert in aandachtige beschouwing. Die ingekeerdheid, die eigen wereld van geruisloosheid die je dan betreedt is meditatief. Mijn werk nodigt de kijker uit om waar te nemen en bewust te worden, door onbewust iets te voelen.
Het geeft zo'n voldoening, zo'n vreugde dit te maken. Schilderen is voor mij een ontdekkingstocht.
Margreeth Oosterhof, februari 2003
|